‘A Love Supreme’ was het grootste werk en zelfportret van John Coltrane uit 1965, een muzikale verklaring van goddelijke toewijding en universele verbondenheid. Het is een suite over verlossing en herinnert ons aan de regeneratieve kracht van originaliteit en bevat eindeloze niet-confessionele wonderen. Toen ‘A Love Supreme’ tijdens een avondsessie op 9 december 1964 werd opgenomen, stond het in het midden van een decennium dat op het punt stond in brand te vliegen. Mondiale verschuivingen in de politiek, cultuur en spiritualiteit stonden voor de deur. Zes decennia later oefent ‘A Love Supreme’ nog steeds een tijdloze betovering uit en is het met gemak een van de belangrijkste platen ooit gemaakt. Generaties fans vereren het en generaties muzikanten bestuderen het; voor hen is het hun bijbel geweest. Voor de leden van Coltrane’s klassieke kwartet – pianist McCoy Tyner, bassist Jimmy Garrison, drummer Elvin Jones – en opnametechnicus Rudy Van Gelder was het weer een werkdag in Englewood Cliffs, New Jersey. Maar voor Coltrane vertegenwoordigde het iets dat persoonlijk relevanter en diepgaander was: een kans om een muzikaal statement te presenteren dat een diepgewortelde spirituele visie op universaliteit in zich droeg, waarin ‘alle paden naar God leiden’, en om deze filosofie met een groeiend publiek te delen. Zoals Coltrane schreef: “I humbly asked to be given the means and privilege to make others happy through music… I feel this has been granted through His grace.”